‘Zeg het dan!’ schreeuwt m’n broer in m’n oor. Terwijl hij met z’n knieën op mijn bovenarmen zit. ‘Nooit!’ roep ik terug. Maar hij duwt zijn voorhoofd tegen het mijne, ik zit helemaal klem.
‘Jongensgenade, jongensgenade!’ roep ik, vier jaar jonger en met hele zere biceps, terwijl ik me zó boos maak dat hij weer wint met vechten. Dat het pijn doet is tot daar aan toe, maar het roepen van ‘jongensgenade’ is toch echt de meest ultieme vernedering, het toegeven in het kwadraat. De ultieme macht als je dat iemand laat zeggen.
Fast forward 30 jaar.
‘Anders moet je gewoon eens toegeven en accepteren dat het niet gaat zoals dat jij wil.’ zei iemand die graag wilde dat ik iets voor hem publiceerde door de telefoon heen.
Het is dat ik niet naast ‘m stond, anders had ik ‘m tegen de grond gewerkt, m’n knieën in z’n biceps geduwd en gezegd: ‘Ik laat je pas los als je meisjesgenade zegt, ZEG HET DAN.’
Maar ja, ik stond niet naast ‘m. Dus geen knietjes, geen meisjesgenade. Een compromis, het moest weer een beschaafde oplossing worden. Soms best jammer.