Daar zat ie dan. In z’n judopak dat eigenlijk een JiuJitsu pak van z’n zus was en een maatje te groot. Netjes in de rij te wachten op de rand van de mat. De spanning las je van z’n gezicht af, want hij deed het voor het eerst. Geen gekleurde slippen nog, het lichtst van alle kinderen die aanwezig waren en vrij onbekend met de spelregels.

En toch deed ie het gewoon maar eventjes hè. En won hij drie x (van de vijf wedstrijdjes). Na iedere wedstrijd van 2 minuten keek hij naar ons, de spanning nam iedere keer een beetje af en uiteindelijk was hij moe tegen me aan komen hangen. Maar trots op zichzelf.

Dat vind ik dan weer zo mooi hè. Trots zijn op jezelf omdat je iets nieuws hebt gedaan. Iets dat heel spannend aanvoelt, waar de uitkomst onzeker van is en het dan toch doen.

Zit ik dan met mijn eeuwige overthinking. Wat als, ja maar, en toch. Soms zeg ik dan tegen mezelf: Wil je nou de wereld een stukje mooier maken of hoe zit dat? Gaan dan! Dus ja, dan ga ik maar. hè, wat moet je anders. Nu nog leren om daarna een beetje trots te zijn.